De vele gezichten van regeneratieve landbouw
Om een regeneratieve kaassoufflé te manifesteren, hebben we wel een definitie nodig. Veel ingrediënten daarvoor beginnen natuurlijk bij de productie door boeren. Of in een chemisch lab, voor de ruime hoeveelheid E-nummers. Toen ik ruim tien jaar geleden begon te werken in de voedselsector werd de term duurzaam net vervangen door circulaire landbouw. Waar duurzaamheid het verminderen van schadelijke effecten betekende, zou de oer-Hollandse kringlooplandbouw zorgen voor het volledig tegengaan van verliezen in de lucht, de bodem en het water. En daarmee is regeneratief als nieuwste trend de overtreffende trap: niet alleen het tegengaan van verliezen maar ook het herstellen van wat in het verleden verloren is gegaan. Dus kort door de bocht is een duurzame bodem er eentje die niet verder uitgewoond wordt, een kringloopbodem er eentje die ongeveer rond hetzelfde niveau blijft en een regeneratieve bodem een variant met steeds meer leven en organische stof.
Zoals zo veel mooie dingen in het leven, is de regeneratieve landbouw ontstaan in de links idealistische hoek. Denk aan permacultuur, voedselbossen en het vieze harde brood waar ik in mijn eerste blog over schreef. Prachtige producten die met bloemetjes in het haar rechtstreeks aan de klant worden verkocht. Ongetwijfeld regeneratief vanuit landbouwperspectief. Maar de CO2-impact van de vervoersbewegingen en het gebrek aan schaal kan groot zijn. En omdat de meeste mensen hun eten in de supermarkt kopen, ook niet gelijk een oplossing voor Henk en Ingrid. Of voor Jos en Ellen op dagen dat ze niet naar de streekmarkt kunnen.
Bedrijven als Nestlé, Unilever en Friesland Campina hebben natuurlijk het beste met deze consumenten voor en die lieten zich inspireren door de regeneratieve pioniers. Hun ronkende uitspraken geven de burger moed: ‘Samen werken we aan het herstel van onze bodem en biodiversiteit’, ‘Door het toepassen van regeneratieve landbouw worden natuurlijke hulpbronnen versterkt in plaats van uitgeput’ en ‘Regeneratieve landbouw kan helpen om voeding in balans met de planeet te produceren, op basis van meetbare resultaten.’ Unilever wind er geen doekjes om: ‘Er is echter geen eenduidige, vastomlijnde definitie van deze vorm van landbouw’. Gelukkig waaien alle landbouwkennisinstituten met deze nieuwe regeneratieve wind mee. Ze bieden houvast met een beperkte set aan duidelijke indicatoren. Of is hier sprake van ‘een interventiefuik’? ‘Met uiteenlopende belangen van veel verschillende instituties en actoren’, zoals mijn vroegere scriptiebegeleider en hoogleraar bestuurskunde Mirko Noordegraaf het zo mooi kon zeggen.

